Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Toen zeiden zijn [4]knechten tot hem: Laat ze mijn heer den koning een jonge dochter, een maagd zoeken, die [5]voor het aangezicht des konings sta, en hem koestere; en [6]zij slape in uw schoot, dat mijn heer de koning warm worde. 4. Dat is, raadsheren, officieren, voornaamste hovelingen. Zie Gen.20:8. 5. Dat is, diene. Zie deze manier van spreken Deut.1:38, en Deut.10:8; 1 Sam.16:22; hfdst.12 vs.6, en vergelijk onder vs.4,15. 6. Zie deze manier van spreken ook 2 Sam.12:3, en Micha 7:5, en vergelijk Deut.13:6, mitsgaders de aantekeningen. Men meent dat dit geschied is nadat hij haar getrouwd had.